De box 3 Overbruggingswet – verfijningen
De categorie ‘overige bezittingen’ in box 3 bestaat uit uiteenlopende bezittingen, waarvan de rendementen eveneens kunnen verschillen. Het ministerie van Financiën onderzocht of deze categorie ‘verfijnd’ kan worden met betrekking tot de actuele Overbruggingswet.
Overbruggingsperiode
Gedurende de overbruggingsfase van box 3, sluit voornamelijk het forfaitaire rendement van spaarders goed aan bij het werkelijk behaalde rendement. Dit geldt niet voor ‘overige bezittingen’. Staatssecretaris van Rij wil voor een aantal bezittingen het forfaitaire rendement dichter laten aansluiten bij de werkelijkheid. De volgende opties zijn in zijn brief uitgelicht:
- De eerste optie gaat in op de aandelen in het vermogen van een reservefonds van een Vereniging van Eigenaren (VvE) en het geld op een derdenrekening van een notaris. Dit zou in de categorie banktegoeden geplaatst moeten worden.
- De tweede optie is omtrent het defiscaliseren (niet meer in de belastingheffing betrekken) van onderlinge vorderingen en schuldbedragen die deel zijn van een gezamenlijke aangifte in box 3. Hieronder vallen verrekenbedingen tussen echtgenoten op basis van huwelijks voorwaarden.
- De derde optie bestaat uit het creëren van een aparte categorie voor vorderingen, waardoor het forfaitaire rendementspercentage van schulden wordt geëvenaard.
- Een vierde optie is om ‘overige bezittingen’ op te delen in meerdere categorieën, waaronder een unieke categorie voor effecten en onroerende zaken. Iedere categorie krijgt daarbij ook een eigen forfait.
- Niet zozeer een vijfde optie, maar een aanvullende maatregel wordt overwogen, namelijk: het verhogen van de heffingskorting voor groene beleggingen.
Staatssecretaris van Rij wil met noodzaak de eerste twee maatregelen omzetten in de wetgeving. Deze maatregelen zorgen er namelijk voor dat de heffing beter aansluit bij daadwerkelijk behaalde rendementen. Bovendien zijn alle resterende opties al toegezegd in beide kamers tijdens het overleg over de Overbrugginswet box 3 in het voorgaande jaar. De andere verfijningen zijn nog in opspraak. Mocht je geïnteresseerd zijn om de hele brief te lezen, bezoek dan deze pagina.
Onroerende zaken box 3
Er wordt onderzocht hoe onroerende goederen op accurate wijze belast kunnen worden bij een stelsel dat gebaseerd is op werkelijk rendement. Van Rij hecht waarde aan het constateren van signalen van verscheidene type beleggers (bijvoorbeeld particuliere beleggers) in onroerende zaken. Het belasten van onroerende zaken heeft betrekking tot een combinatie van een aantal varianten.
Er wordt namelijk gekeken naar het belasten van de werkelijke inkomsten, zoals: huur, pacht en erfpachtinkomsten (canon). En er wordt ook gekeken naar de waardeontwikkeling van onroerende zaken. Onderscheid is hierbij gemaakt tussen woningen en niet-woningen (bijvoorbeeld investeringen).
Zo wordt onderzocht of het mogelijk is om het eigen verbruik van onroerend goed dat onder box 3 valt te belasten. Een variatie hierop is het belasten van onroerend goederen, inclusief grond, als een resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) in box 1.
Tot slot wordt er onderzocht op welke termijn deze varianten uitgevoerd kunnen worden. Dit is in verband met de overbruggingsperiode tot de nieuwe wet in 2027.
Wat moet uitwijzen wat het beste beleid is moet nog worden aangezien. De bepaling van fictieve rendementen op aandelen en vastgoed blijft een zogenaamde ‘hot topic’. Van Rij houdt namelijk vast aan gemiddelden van voorgaande jaren om belastbare rendementen op effecten en vastgoed te projecteren.
Mocht je nog vragen hebben, dan kun je op onze contactpagina of op AXPedia terecht. Ons team is meer dan bereid om uitleg te geven over de maatregelen en de daarbij horende consequenties.